1. In de in artikel 69, lid 1, bedoelde gevallen wordt de uitkering verleend door het orgaan van elk van de Staten op het grondgebied waarvan de werkloze werk gaat zoeken.
Het bevoegde orgaan van de Lid-Staat aan de wettelijke regeling waarvan de werknemer of zelfstandige tijdens het verrichten van zijn laatste werkzaamheden onderworpen is geweest, is verplicht het bedrag van deze uitkering te vergoeden.
2. De in lid 1 bedoelde vergoedingen worden vastgesteld en vinden plaats op de wijze welke is geregeld in de in artikel 98 bedoelde toepassingsverordening, hetzij door het aantonen van de werkelijke uitgaven, hetzij op grond van vaste bedragen.
3. Twee of meer Lid-Staten of de bevoegde autoriteiten van deze Staten kunnen andere wijzen van vergoeding of betaling vaststellen, dan wel van iedere vergoeding tussen de onder hun bevoegdheid vallende organen afzien.